Jaargang 6, Nummer 2 |
Er zit een grote kloof tussen orkest-muzikanten en solisten. Het enige wat wij (orkestmuzikanten) van hen (solisten) weten, halen we uit zo'n koel en afstandelijk cv. Maar wat betekent de zinsnede "inter-nationale carrière"? Is dit een recital in Lommel of een tournee door Amerika. De mens achter de solist krijgen we nooit te zien. De VHV probeert dit te doorbreken maar komt vaak niet verder dan een gesprek van een half uur in de kleedkamer, alwaar een standaardverhaaltje wordt opgelepeld. Onze komende solist, Joop Albracht, vormt hierop een uitzondering. Hij nodigde ons een middag uit en bood ons een kijkje achter de schermen.
"We hadden het thuis in Haarlem erg armetierig, maar mijn moeder stond op een culturele vorming. Dus kregen mijn broers en zussen en ikzelf pianoles. Op mijn negende begon ik bij de plaatselijke leraar, een manusje van alles die tevens dirigent was en nu nog steeds zijn stokje zwaait voor 'de Haerlemsche Muzyckkamer'. Hij had een bijzondere manier om leerlingen te motiveren: als je goed je best deed dan mocht je even televisie kijken. In 1953 was dat iets heel bijzonders, en het deerde je niet dat je er in je piere eentje in het donker zat. Bij hem leerde ik vooral het notenlezen en liep ik er de bekende buisverslaving op die ik overigens aardig te boven ben gekomen. Bij de volgende leraar kreeg ik zeer goed pianoles en tevens onderricht in solfège, contrapunt en harmonieleer. Op mijn veertiende kreeg ik les van Peter de Kleer, bij wie ik voor het eerst op een echte Steinway mocht spelen. Vanaf dat moment ben ik een echte Steinway fanaat geworden. Bij Peter hoefde ik nooit etudes te spelen; hij maakte alle noodzakelijke oefeningen zelf. Verder leerde ik er vooral toonvorming en toucher en speelde ik veel dankbare voordrachtstukken en zelfs concerten, die ik uit mijn hoofd moest kunnen spelen. Zo herinner ik me mijn eerste Mozart concert tijdens een muziekschoolconcert. De strijkers vormden een fluwelen tapijt voor mijn melodische lijnen.
Na de middelbare school wilde ik naar het conservatorium, dus auditeerde ik bij Jaap Spaanderman aan het Amsterdamse Muziek-lyceum. Maar deze wilde nog één nieuwe leerling en die auditeerde juist voor mij. Zodoende kwam ik bij Jaaps adjudant, Karel Hilsum, terecht. Het eerste jaar voor de algemene vakken mocht ik direct overslaan. Van Karel hoorde ik alleen dat 'alles goed' was. Ik kreeg geen punten ter verbetering, maar hij leerde me vooral enorm te luisteren. Wel heeft hij me veel laten spelen. In die tijd brandde het Muzieklyceum af en konden we tijdelijk onze intrek nemen in het Concert-gebouw. En dus kreeg ik les in de solistenkamers. Daar stonden de afgedankte vleugels van boven, maar voor mij waren het schitterende Steinways.
Na zeven jaar studie deed ik mijn eindexamen Solospel met het vierde pianoconcert van Beethoven. Het orkest stond onder leiding van Hans Vonk, die toen student was. Een collega-student adviseerde me om in het buitenland verder te studeren. Het leek me uitdagend om bij Louis Hiltbrand in Genève te gaan studeren. Maar voor ik in Genève aankwam gebeurde er nog iets wat ik niet onvermeld wil laten. Voor mijn vertrek bezocht ik een concert in Haarlem. Naast mij zat een meisje met wie ik in de pauze aan de praat raakte. Ik voelde meteen: dit was een speciaal moment. Oplettende lezertjes voelen het al aankomen: het meisje is Janna. Het mooie was: zij ging ook naar Genève, om te werken als verpleegkundige in een privékliniek. En zo vertrokken we in dezelfde trein naar Zwitserland. Het piano-onderwijs van Hiltbrand was het tegenovergestelde van het onderwijs in Amsterdam. In mijn conservatoriumtijd kreeg ik geen feedback, terwijl mijn leraar in Genève alles afkeurde. Hiltbrand gaf echter ook geen correcties zodat ik alles zelf moest uitzoeken. Hij leerde me op die manier dat je alleen je eigen doorleefde muzikale 'waarheid' moest laten horen. Achteraf kun je zeggen dat het een goede manier is om zelfstandig te worden, maar toen was het een hel. Gelukkig had ik veel steun van Janna.
Na mijn examen in 1973 had ik mij ingeschreven voor een internationaal concours in Bolzano. Dus wij met onze 2CV de alpen over. Maar in de Mont Blanctunnel begon hij steeds erger te pruttelen en hield hij er mee op. De Italiaanse Wegenwacht erbij gehaald maar die kon het euvel niet oplossen. Dus moesten we de nacht in een hotel doorbrengen en de volgende dag per trein verder. Bij aankomst moest ik direct spelen, maar door al dat gesjouw met de koffers waren mijn vingers stram geworden. Ik lag er dus meteen uit, en besloot: geen concoursen meer.
In Genève zijn we getrouwd en Cindy is er geboren (zie VHV maart 2000, JG). Ik gaf er les, maar de Zwitserse Vreemdelingenpolitie is niet zo scheutig met verblijfsvergunningen. In 1975 verhuisden we terug naar Nederland, naar Tilburg, en werd ik docent aan het Brabants Conservatorium. In die tijd werd ik eens gevraagd om met een solist een tournee door Europa te maken. Ik heb er van afgezien omdat ik er moeite mee had om iets wat je in korte tijd moest kunnen spelen (meteen) in een soort stresssituatie op het podium te zetten. Muziek heeft tijd nodig om te rijpen en veel meer repetities om aan te werken; dat was toen niet het geval.
Nee, in tegenstelling tot een podiumcarrière ben ik me gaan toeleggen op een grondige analyse van mijn eigen spel. De kernvraag was: "wat wil ik nu eigenlijk zelf?", en als resultaat heb ik een heel eigen stijl ontwikkeld. Het is eigenlijk net als in het gewone leven: je moet zelf kunnen bepalen wat goed en slecht is. Wanneer mij wordt gevraagd of ik nog een goede tip heb voor het PSO, dan zou ik zeggen: Het PSO lijkt mij werkelijk een all-round orkest; ze kunnen de zwaarste serieuze klassieke werken met glans vertolken en zijn ook niet voor de poes met lichtere muziek, filmmuziek, dansmuziek etc. Waar vind je zoiets? Ik geniet altijd enorm van de verrichtingen van de dirigent: een echte artiest zowel in de serieuze als de lichtere betekenis. Voor ieder orkest geldt echter dat naarmate de dirigent beter is, de orkestleden meer en meer van hem afhankelijk zijn. Het 'eigen muzikale vermogen' van iedere speler wordt normaliter binnen een orkestverband niet ontwikkeld. Daarom ben ik een groot voorstander van het zelf musiceren in kamermuziekverband, zonder dirigent, waarbij ieder een stukje muzikale verantwoordelijkheid moet ontwikkelen. In principe zou ieder de 'dirigent in hemzelf' een beetje tot ontplooiing moeten brengen!
Dit is tevens de essentie van mijn doceren aan het conservatorium: de studenten hun eigen weg laten zoeken, geen uiterlijke vertolkingen nastreven maar nieuwe doen ontstaan en scheppen.
Mijn vrije tijd besteed ik voornamelijk aan (eveneens) pianospelen. Het is een soort inhaalslag voor al die jaren dat ik heb lopen zoeken naar mijn eigen persoonlijke speelwijze. In de toekomst zal ik vaker op het podium verschijnen. Het TU-concert met het PSO is een van die gelegenheden en ik kijk er bijzonder naar uit om Ravel met jullie uit te voeren.