November 1999
 VHV Online
Jaargang 4, Nummer 2

Herinneringen...

Hoewel er dames zijn, die ouder zijn en langer lid, ben ik zo langzamerhand de oudste man in het orkest geworden met de meeste dienstjaren. Dit lijkt een geschikt ogenblik om eens terug te denken aan het muziekleven zo’n 40, 50, 60 jaren geleden. Bij voorbaat mijn excuses als mijn geheugen me hier en daar in de steek zal laten. Want dat muziekleven is sterk veranderd, hoofdoorzaak hiervan is toch wel de komst van de grammofoon geweest. Eerst de koffergrammofoon met veer die opgewonden moest worden, toen de elektrische met 78-toerenplaat, met platenwisselaar, de LP en tenslotte de CD, om van de bandjes maar niet te spreken. Dit bracht de gewenste muziek in de huiskamer, hiermee verdwenen ook veel bewerkingen, zoals de Beethovensymfonieën voor piano vierhandig, de operatranscripties van Liszt.

Radio Er was wel radio, grote logge kasten met buizen en spoelen waarmee je de zender moest instellen. Veel goedkoper was de distributie met twee of drie zenders, zoiets als kabel-TV tegenwoordig. Geen autoradio (misschien veiliger in het verkeer, maar dat was er trouwens ook nauwelijks), geen walkman in begin jaren dertig. Nederland had twee zenders Hilversum en Huizen, op de middengolf. FM bestond nog niet. Bij gunstig weer kon je ook wel Engeland (Droitwich) en Duitsland krijgen. Later, midden jaren dertig werd de ontvangst veel beter en was de keuze ruimer.

Mengelberg live Wij woonden in een dorpje op de Veluwe en gingen dus zelden naar echte concerten. Arnhem was het culturele centrum, had een muziekschool, een beroepsorkest, de AOV onder leiding van Spaanderman, en een amateurorkest NOVA. Vader was zeer muzikaal, hij bespeelde verscheidene instrumenten, maar geen van alle echt goed. Hij was zeer actief in het plaatselijke en regionale muziekleven. Hij dirigeerde de Lunterse Mandoline Muziek Vereniging (Leuk Maar Meestal Vals), die bij ons thuis repeteerde. Hij leidde ook de Lunterse Kunstkring die regelmatig kamerconcerten en recitals organiseerde. Vaak logeerden de solisten bij ons thuis, vaak leden van het Concertgebouworkest, die echter zeer vroeg weer terug moesten want Mengelberg was zeer streng bij het op tijd komen voor de repetities. Vader speelde ook in NOVA en kende dus de dirigent, de violist Draaisma, directeur van de muziekschool. Deze kwam ook lesgeven in Lunteren en van hem kreeg ik mijn eerste vioollessen. Een van de hoogtepunten uit die tijd was voor mij een benefietconcert voor Carl Flesch met de AOV. Die was toen op doorreis (vlucht?) van Duitsland naar Engeland. Ik herinner me een grote, statige man die bijna onbeweeglijk stond. Zijn Beethovenconcert klonk ook zo, bijna een kathedraal van marmer.

Grootvader was, voor hij met emeritaat naar Lunteren verhuisde, hoogleraar in Amsterdam. Dus als patriciër ook lid van St. Caecilia, een soort donateursvereniging van het Concertgebouw, mede om oudere orkestleden te steunen. Deze donateurs kregen kaarten voor twee openbare generale repetities per jaar; in werkelijkheid natuurlijk gewone concerten. Omdat de oude mensen niet meer naar Amsterdam gingen, ben ik daar enige malen heen geweest. Een geweldige belevenis, legendarische zaal, bekend voor mij door de zondagmiddagconcerten door de AVRO ‘live’ uitgezonden. Een hele sensatie Mengelberg in het echt te zien dirigeren. Van die concerten herinner ik me het fluit-harpconcert van Mozart met Rosa Spier en Hubert Bahrwasser. En ook Paul Hindemith die zijn altvioolconcert, Der Schwanendreher, introduceerde. Later veroorzaakte zijn Matthis der Maler een hele opschudding (hin da mit!).

Louche handel In die tijd kwamen er soms zwervers langs in Lunteren die violen te koop aanboden. Over de herkomst moest je niet te veel vragen… Vaak verdwaalde exemplaren, verloren gegaan in de chaos na de Eerste Wereldoorlog. Ondanks ruilen en steeds weer proberen, hebben we de echte Stradivarius niet gevonden, al waren er soms aardige viooltjes bij. Ook na de Tweede Wereldoorlog waren veel violen in omloop. Zelf bracht ik in 1945 een viool mee uit brandend Berlijn. Later kocht ik een altviool van een Amerikaanse G.I., die hij meebracht uit het geplunderde Napels. Zijn argument: de grootste zal wel de mooiste en duurste wezen! Een vriend kocht bij diezelfde tussenpersoon eens een viooltje voor f 150,-, dat volgens ons veel meer waard moest zijn. Maar Max Möller had er alleen een smalend glimlachje voor over: “Bij mij krijgt u voor f 100,- wat beters.” Een andere bekende vioolbouwer bekeek die viool aandachtig en vond toen dat zelfs f 400,- tot f 500,- niet te veel zou zijn.

Concert: zakpartituurtje mee! Slechts weinig mensen hadden platen. Zelfs de 78-toeren plaat kwam maar langzaam in gebruik. Zelf kocht ik mijn eerste grammofoon pas in 1955! Om klassieke muziek te horen was je dus aangewezen op concerten en radio. Toen ik in 1939 in Amsterdam ging studeren, werd ik meteen lid van de KunstKring voor Allen. Deze was onder andere opgericht om klassieke muziek minder elitair te maken door goedkope concerten te organiseren. Een passe-partout voor alle circa 40 concerten per seizoen kostte, meen ik, zo’n f 60,-. Zelfs voor een student zonder studiebeurs nog wel te doen! In de eerste jaren van de bezetting ging het muziekleven normaal door, pas later werden Joden ontslagen en kwam de ellende van de Kulturkammer. Voor de KunstKring trad het Utrechts Stedelijk Orkest op onder leiding van Paul Huperts, het Concertgebouworkest was veel te duur. Ook was er veel kamermuziek, recitals, strijk- en pianokwartetten. Voornamelijk Nederlandse musici, later na de oorlog kwamen er ook buitenlandse ensembles. De verbazing toen, ik meen de Nieuwe Italianen voor het eerst uit het hoofd speelden!

Zo’n concert was toch wel iets bijzonders. Je kleedde je een beetje netjes aan en bereidde je een beetje voor. Vooral bij de strijkkwartetten bestond het publiek bijna geheel uit mensen die zelf ook kwartet speelden. Het was vrij gewoon dat een deel van het publiek het gespeelde in de kleine Eulenburg partituurtjes volgde. In de pauze werd daar ook over gesproken en gediscussieerd. Tegenwoordig overweegt, lijkt me, het sociale element, zoals in de voor-Mengelberg periode. Maar ja, Hildebrand schreef al in de Camera Obscura, dat de pauze het belangrijkste deel van het concert is!

Alle muziek die we hoorde was dus ‘live’, met inbegrip van alle fouten en vergissingen. Nu kan men bij opnames fouten corrigeren zodat alles perfect klinkt. Verliezen we niet iets van spontaniteit? Ook de radio zond weinig ‘ingeblikte’ klassieke muziek uit naast de educatieve taal-, kook-, knip- en naaicursussen. Heerlijk waren de zondagmiddagconcerten direct vanuit het Concertgebouw door, ik meen, de AVRO uitgezonden.

Ook de muziek ‘s morgens en ‘s middags was ‘live’. De radio gaf jonge kunstenaars de kans op te treden, om zodoende meer bekend te worden. Veel recitals, viool, cello, zang met piano (Pierre Palla!), maar ook piano alleen, onder andere de oude Bartók. Zelfs stelde, ik meen de NCRV een Nederlands strijkkwartet in de gelegenheid om twee jaar te studeren, zonder verdere verplichtingen, om een hoger (internationaal?) peil te bereiken. Hoewel ik al in Lunteren soms met een strijkkwartet mocht meedoen (het ergste was als je eruit raakte en de anderen op je moesten wachten!), ben ik pas na de oorlog echt kwartet gaan spelen, maar dan ook veel.

Zelf muziek maken Er is veel veranderd in de muziekwereld. Het peil is aanmerkelijk hoger. Beter en eerder onderwijs? We moeten wel actief blijven, want zelf iets spelen en beleven is toch altijd veel prettiger dan het passief luisteren naar een perfecte uitvoering!

Door: Hans de Vries

November 1999
Vorige artikel | Volgende artikel
Naar de vaste rubrieken in VHV Online
Inhoud VHV Online November 1999 | Colofon
© 1999 VHV, Eindhoven.