| Jaargang 3, Nummer 6 |
Rij 35, stoel 1
Benieuwd hoe “mijn orkest” (sorry Nel) zich in het juni-programma zou gaan manifesteren ging ik op 5 juni, de laatste dag van mijn ouderschapsverlof, naar het Muziekcentrum. Na het verkennen van de catacomben was ik op de hoogte van het vertrouwen van veel orkestleden in de goede afloop van de avond. Ik ging dan ook met goede moed naar mijn zetel van die avond: rij 35, stoel 1. Ondertussen had ik al enige VHV redactieleden toegezegd een kritisch verslag van de avond te zullen maken, waarbij een redactielid direct opmerkte: “KRITISCH??”. Op mijn vraag of de VHV nog steeds een onafhankelijk blad was, kwam alleen een licht gemompel, zodat het blijkbaar not done is om commentaar te hebben op het muzikale spelpeil van het orkest (met daarin meespelende VHV-redactieleden).
De ouverture werd na opkomst van Jules razendsnel ingezet, tot verrassing van het publiek en enkele orkestleden. Mijn oog viel al snel op de pauken: naast de drie pauken die enige jaren geleden zijn aangeschaft bleek er ook een koektrommel met strakgespannen witte boodschappentas op het podium te staan. Deze stak wel scherp af tegen onze eigen pauken met gele vellen die van Texaans buffelleer zijn gemaakt. Zeker in een tijd waarin show steeds belangrijker wordt (denk aan o.a. de Cor Bakker projecten) moeten we wel alert zijn op onze podium-presentatie.
Ook vroeg ik mij af of er voor de pauze een compositie met orgel gedaan zou worden. De organist zat al eenzaam klaar bij het orgel, te wachten op zijn moment. Hij speelde in ieder geval niet in Glinka, dat werd mij duidelijk toen deze compositie na 4’30” beëindigd werd.
Hierna betrad de solist het podium voor zijn uitvoering van Sibelius. Ik wist nog uit de bestuursvergaderingen dat blazers niet kunnen oordelen over strijkers, dus zal ik niet verder op deze compositie in gaan. In besloten kring wil ik echter wel mijn mening hierover toelichten. Ook dit stuk werd zonder de inbreng van de organist tot een goed einde gebracht.
Bravo-roeper Na de pauze, waarin Harry blijkbaar mijn gedachten had geraden en de melkwitte pauk had afgevoerd, werd mij een hoop duidelijk. De organist bleek geen organist te zijn, maar een souffleur. Jules gebruikte namelijk geen partituur bij Tsjaikovsky, daarom zat er bovenin de zaal iemand die in geval van nood zou kunnen aangeven hoe ver het orkest al in het stuk gevorderd was. Deze voorzorgsmaatregel bleek helemaal niet nodig te zijn: de symfonie werd adembenemend gedirigeerd en gespeeld. Het publiek vergat na het derde deel zelfs te applaudiseren. Ook de bravo-roeper, de PSO- concerten al volgend vanaf Mahler-2, werd het zwijgen opgelegd door deze subliem gespeelde symfonie. Een langdurige ovatie was dan ook het terechte slot van deze mooie avond.