Mei 1999
 VHV Online | VHV Dossier
Jaargang 3, Nummer 5

Jeroen de Groot:
"Ik heb gekozen voor de Europese viooltraditie"

Een gesprek met Jeroen op de dag na zijn eerste repetitie met het PSO. Hoe typeert hij zijn stijl van vioolspelen? Wat is de overeenkomst tussen vioolspelen en golfen? En we vroegen hem waarom zijn naam niet op Internet te vinden is.

“Sta ik niet op Internet? Nou, misschien komt dat nog wel. Eigenlijk ben ik in velerlei opzichten een ouderwets soort violist. Ik ben, ondanks dat we in een tijd leven waarin dit hoogtij viert, niet commercieel denkend. Het allerbelangrijkste van concerten geven is voor mij dat je de mensen iets meegeeft om over na te denken. Al het andere is ondergeschikt, slechts buitenkant! Toen ik in 1985 het Oscar Back concours won kwam ik automatisch terecht bij het Nederlands Impresariaat. Ik heb toen veel concerten gegeven in Nederland. Maar na twee jaar trekt dat bureau zich terug, en toen speelde ik veel minder. Dat kwam mij wel goed uit, want van de beurs die ik gewonnen had wilde ik gaan studeren. Ik heb toen in Salzburg gestudeerd bij Sándor Végh en vervolgens bij Ivry Gitlis in Parijs.

Als zevenjarige begon ik met vioolspelen. Ik kan me nog goed herinneren dat ik eigenlijk al als driejarige een viool wenste, maar m’n vader gaf me steeds weer te verstaan dat ik hiervoor nog een aantal jaartjes moest wachten. Toen uiteindelijk ‘de dag’ was aangebroken, was ik er natuurlijk niet meer vanaf te slaan. Een vriend van m’n vader hoorde me spelen toen ik elf jaar oud was en raadde aan mij naar het conservatorium in Amsterdam te sturen. Ik kreeg les van Bets van der Horst. Veel leerlingen van haar gingen daarna door naar Davina van Wely, maar ik ging als enige direct door naar Herman Krebbers. Ik had dat altijd al gewild, hoewel ik hem niet goed kende. Ik had hem alleen aan het werk gezien als hij mijn broer les gaf en ik hield van zijn werkwijze. Toen ik les bij hem had speelde ik elke week een nieuw vioolconcert, uit het hoofd. Krebbers kon net zo snel werken als jij wilde. Je kunt wel nagaan wat een groot repertoire ik zo heb opgebouwd.

Eenvormig Mijn buitenlandse vioolleraren zijn heel bepalend voor me geweest. Ivry Gitlis is één van de grootste viooltalenten die ik ken. Hij speelt verschrikkelijk goed en mooi en hij speelt nog steeds. Het is een extreem soort vioolspel, heel vrij en los van de materie. Je hoort het zelden hier in Nederland. Hij leerde mij een manier van vioolspelen waarbij je eigen persoonlijkheid het belangrijkst is. De huidige generatie violisten speelt veel te bedacht. Het is steeds: ‘de componist wil dit, de componist wil dat’. Daarnaast is het jammer dat erg veel violisten niet echt te plaatsen zijn. Ik bedoel daarmee dat als je vanuit een bepaalde stijl speelt, men makkelijker te herkennen is. Als je kiest is dat ook beter voor de persoonlijkheid. Ikzelf heb bewust gekozen voor de Europese traditie. Gelukkig zijn er in Nederland meerdere violisten die vanuit een bepaalde stijl spelen, zoals Rudolf Koelman, Johan Berkhemer, Christiaan Bor. Tegenwoordig staat die stijl niet veel in de belangstelling, maar ik denk dat er een kentering in komt. Ik word toch steeds meer gevraagd.

Sinds twee jaar ben ik weer terug in Nederland. Het is wel erg leuk om weer in Nederland te zijn. Voor zo’n klein land heeft het een zeer rijk cultureel leven. Als artiest kan ik natuurlijk overal terecht, ik zou morgen bijvoorbeeld kunnen verhuizen naar Italië. Maar het komt nu wel handig uit, mijn vrouw is vioolpedagoge hier en haar werk gaat erg goed. En ik ben sinds een jaar concertmeester van het Nederlands Promenade Orkest. Ik deel die plaats met twee anderen. Ik speel zowel solo als kamermuziek met mijn vaste pianist Bernd Brackman. Ik ben net terug van een recital-tournee met Bernd in Portugal. Kort daarvoor heb ik met het VU kamerorkest Prokofiev’s tweede vioolconcert gespeeld in Utrecht en Amsterdam. Het is echt fantastisch om elk jaar een paar verschillende vioolconcerten te mogen spelen, zoals vorig jaar de concerten van Dvorak, Shostakovich, Dutilleux en Beethoven.

Koken Mijn gemiddelde dag begint ‘s ochtends met orkestrepetitie. ‘s Middags ben ik thuis en ga ik minstens vier uur viool studeren. Dan kook ik en ‘s avonds heb ik dan concert of ga ik nog meer studeren. Ik kook heel vaak en vind het wel leuk, vooral als je er veel tijd voor hebt. Ik ben verzot op Italiaans eten, zowel om klaar te maken als om te eten. Je zou het misschien niet zeggen als je me ziet. Wat ik ook waanzinnig leuk vind is golf. Ik heb pas een paar lessen gehad maar zie erg veel overeenkomsten met viool spelen. Immers, je doet het helemaal alleen en het vereist veel discipline en concentratie. Om het goed te kunnen moet je veel trainen, minstens een aantal keer per week. En vanaf het begin is het erg belangrijk om een goede techniek aan te leren.

River Kwatsj Tijdens mijn verblijf in Parijs ben ik van techniek veranderd: ik ben overgeschakeld op vioolspelen zonder schoudersteun. Eigenlijk is viool spelen met een schoudersteun als lopen met krukken terwijl je gezond bent. Er zijn legio violisten die heel goed spelen met een schoudersteun, maar toch verdoezelt het veel spanningen in je schouders. Ivry Gitlis noemde de schoudersteun de bridge over the river Kwatsj. Voor mij zijn er drie redenen om zonder schoudersteun te spelen. De belangrijkste is dat de vioolklank veel beter tot zijn recht komt. Je krijgt een echte vioolklank, minder hol. Het verschil is minimaal, maar duidelijk waarneembaar. Ikzelf hoor het direct of iemand met of zonder schoudersteun speelt. Verder geeft spelen zonder steun je veel meer vrijheid. De viool ligt los tegen je schouder, je houdt ‘m meer vast met je hand dan met de kin. Dat is een pure balans kwestie. Volgens mij zijn schoudersteunen uitgevonden door vioolleraren die niet wisten hoe ze de balans bij het vasthouden van de viool moesten uitleggen. Maar het is binnen een paar maanden te leren, als je veel oefent. Als je dat eenmaal gewend bent wil je er nooit meer vanaf. De derde reden is dat de viool veel platter komt te liggen, wat het makkelijker maakt voor de rechterarm om toon te maken. Je hoeft minder met kracht te spelen en kunt het gewicht van de arm beter gebruiken.

Van mijn leerlingen speelt ongeveer de helft zonder schoudersteun. Ik zag dat jullie concertmeester ook zonder speelt. Ik begrijp dat verder weinig orkestleden zonder schoudersteun spelen, om het te leren moet je minstens elke dag studeren.

Lievelingsconcert Ik heb erg veel zin in Sibelius, het wordt zeker een succes als het aan het orkest ligt. Het ligt natuurlijk ook een beetje aan mij, maar ik weet dat ik het heel goed zal spelen... (lacht). Nee, zonder gekheid, het wordt een heel goed concert. In het PSO zit een aantal professionals en goede amateurs. Het behoort tot de bovenlaag van de amateur-scene en heeft een goede naam. En Jules is natuurlijk fantastisch voor dit repertoire. Hoewel de repetitor van gisteren (Arjan Tien. Red.) ook heel goed was.

Met Sibelius’ vioolconcert heb ik het Oscar Back concours destijds gewonnen, en het is leuk om het weer uit te voeren. Het is één van mijn lievelingsconcerten, maar dat vind ik natuurlijk van elk concert dat ik op dat moment speel. Nu ik het weer studeer komen er veel herinneringen naar boven uit die tijd. Ik heb het twaalf jaar lang niet meer uitgevoerd! Ik sta er weer heel fris tegenover. Dat zie ik ook aan mijn streken en vingerzettingen van toen: mijn ideeën daarover zijn behoorlijk veranderd. Nee, vandaag ga ik geen Sibelius meer studeren, dat komt morgen weer.”

Interview: Raoul Bonnet, FotoMartin Lohmeier

VHV Dossier
Vorige artikel | Volgende artikel
Naar de vaste rubrieken in VHV Online
Inhoud VHV Online Mei 1999Colofon
© 1999 VHV, Eindhoven.