Jaargang 3, Nummer 3 |
Candy en Hans Dulfer bij het PSO!
Candy Dulfer
wordt op 19 september 1969 geboren als de dochter van Inge en Hans Dulfer
en wordt met muziek grootgebracht. dat kan ook niet anders want ze is vernoemd
naar Candy Finch, een groot Amerikaans jazzdrummer, bewonderd door moeder
Inge. Ze zit als kind op de schoot bij grote jazzmusici en zodra ze kan
lopen staat ze al bij haar vader op het podium om met tamboerijn haar bijdrage
aan de muziek te leveren.
Het duurt dan ook niet lang of Candy wil ook op zo'n rare toeter spelen, en op haar zevende begint ze met op een sopraansaxofoon. Vader Dulfer vindt het een goed idee dat ze, naast zijn lessen, een grondige muzikale opleiding krijgt en dus gaat ze een aantal maanden later meespelen in de fanfare Jeugd Doet Leven in Zuiderwoude, maar omdat men daar geen behoefte aan een sopraansax heeft krijgt de jonge Candy een altsax in haar handjes geduwd. Haar eerste solo op het grote podium speelt ze bij haar vader op haar elfde, en op haar twaalfde speelt ze mee op een plaatopname van papa. In diezelfde periode treedt ze ook (als jongste muzikant ooit) op tijdens het North Sea Jazzfestival in de blazerssectie van de beroemde jazz-zangeres Rosa King.
Op haar veertiende begint Candy haar eigen band Funky Stuff en ze wordt al snel wereldberoemd in heel Nederland. Verscheidene platenmaatschappijen zien dat meisje-met-de-sax en haar band wel zitten en bieden haar contracten aan, maar Candy wil onafhankelijk blijven. In 1988 wordt Funky Stuff gevraagd in het voorprogramma voor een concert van Madonna in het Feyenoord stadion in Rotterdam. Hierdoor krijgt Candy ook internationale bekendheid en wordt ze gevraagd door Dave Stuart (hieronder) van The Eurythmics om mee te spelen op de soundtrack van de Nederlandse film De kassière. Candy is aanvankelijk niet zo enthousiast over de titelsong Lilly was here, maar het nummer wordt dankzij of ondanks haar eenvoud wereldberoemd.
De mannelijke tegenhanger van Madonna, Prince (tegenwoordig The Artist), vond dat ook wel aardig: zo'n bekend saxmeisje in het voorprogramma voor z'n concerten in Nederland en dus bestelt ook hij Funky Stuff. Omdat Prince zich echter kort voor de optredens bedenkt moet Candy nog even flink boos worden, maar uiteindelijk mag ze als goedmakertje zelfs met Prince zelf meespelen en daar heeft Prince achteraf geen spijt van gekregen. Hij nodigt haar uit om naar zijn studio in de Verenigde Staten te komen om voor hem te komen spelen. Ze wordt er een soort saxofoonoproepkracht ("When I want sax, I call Candy"). Omdat Candy het spelen met haar eigen band begint te missen en bovendien liever eigen baas wil zijn, zegt ze Prince gedag en wijst ze - de Nederlandse popwereld met stomheid geslagen - een aanbod van hem af om mee op toer te gaan.
Terug in Nederland in 1990 gaat ze hard aan de slag om met Funky Stuff haar eerste cd te maken, maar wel onder de voorwaarde van absolute artistieke vrijheid. Het wordt de cd Saxuality en deze slaat zowel in Europa als in de Verenigde Staten geweldig aan. Als gevolg van al deze belangstelling willen steeds meer beroemde artiesten met Candy spelen, onder wie Van Morrison (tijdens Pinkpop), Aretha Franklin en de band Pink Floyd (op het Knebworth Festival, voor zo'n 130.000 mensen). In 1993 wordt Candy's tweede cd gelanceerd: Sax-a-go-go. Op deze cd speelt ze onder andere samen met een van haar grote voorbeelden Maceo Parker. Opnieuw volgen er promotie tours naar onder andere Korea en Japen, waar Candy en haar Funky Stuff onwijs populair blijken te zijn.
Op haar derde cd in 1995, met de titel Big Girl, speelt Candy met een van haar grootste saxofoonhelden: David Sanborn, van wie zij in de eerste Funky Stuff-jaren onder het motto van 'liever een goede cover dan een slecht eigen nummer' veel werk heeft gespeeld. Veel van de nummers op haar cd's zijn wel eigen werk en werden geschreven door gitarist Ulco Bed; op de laatste cd neemt toetsenist en huidige vriend Thomas Bank nogal wat nummers voor zijn rekening. Met de regelmaat van de klok komt elke twee jaar een nieuwe cd uit, en dus in 1997 komt For the love of you uit. Naast het saxofoonspel wordt Candy nu ook steeds actiever als vocalist. Kortom, Candy is dus erg goed, verkoopt miljoenen cd's, ziet eruit als een topmodel, is wereldberoemd, speelde met sterren (maar eigenlijk is zij de ster) en is dan ook nog eens erg aardig, wat wil je nog meer ? Oh ja, en wij mogen met d'r spelen !
Hans
Dulfer is vooral in Japan welhaast beroemder dan zijn dochter Candy,
maar merkwaardigerwijs zijn er maar weinig mensen die dat weten. Hans werd
geboren op 28 mei 1940 in Amsterdam, en in zijn tienerjaren kocht hij z'n
eerste tenorsaxofoon. Hij was gefascineerd door de jazz en werd geïnspireerd
door saxofonisten als Ike Quebec and Big Jay McNeeley. Hans' handelsmerk
is zijn grofkorrelige tenorgeluid en zijn muziek kan misschien als beste
worden gezien als een mengeling van jazzdance, house, hip-hop, funk, rock,
blues, metal en punk. Hans ziet zichzelf vooral als avantgardist. Hij volgt
de nieuwste muzikale trends nauwlettend en past die aan zijn eigen ideëen
aan. Hij speelt en speelde in vele bands zoals Heavy Soulinc, Perikels,
Reflud (Dulfer omgekeerd) en de Tough Tenors (niet te verwarren met die
drie zingende mannen bij voetbalfeestjes).
Naast zijn bestaan als jazzmuzikant was Hans autoverkoper van het merk Opel, maar in 1990 verruilde hij die baan en werd directeur van Paradiso in Amsterdam. Nu houdt hij zich met name bezig met zijn eigen bands en als dj voor de VPRO radio. Diegenen die vast willen wennen aan Hans' karakteristieke stemgeluid kunnen na afloop van de repetitie eens luisteren naar zijn wekelijkse radioprgramma Hot House (voorheen Street Beats), op dinsdagnacht van 1 tot 2 uur op radio 1 en 2. De luisteraar krijgt dan ook meteen een beetje gevoel voor Dulfers eigen stijl en uitermate gevarieerde muzieksmaak. Zo werd in 1993 zijn cd Organized Noise uitgebracht, maar dit is slechts een van de velen die Hans met zijn diverse bands uitbracht. In hetzelfde jaar ontving hij de prestigieuze Bird Award van de leiding van het North Sea Jazzfestival voor zijn belangrijke bijdrage aan de jazz in Nederland. In 1995 kwam zijn inmiddels achtste cd Big Boy uit, met daarop onder andere de hitsingle Streetbeat, weken lang te horen op de radio.
Hans Dulfer is iemand die graag gewoon met de mensen in zijn publiek wil kunnen praten en absoluut geen sterallures heeft. Tijdens een van zijn tours in Japan wordt hij het een beetje beu constant van iedereen te worden afgeschermd door bemoeizuchtige Japanners. Vlak na een concert ziet hij kans om zich van zijn begeleiders los te maken en gaat naar de uitgang van de zaal en geeft iedereen die door de uitgang komt een hand. Als de overbezorgde Japanners hem daar aantreffen zegt hij (Amsterdamse humor) dat hij even wilde weten of hij inderdaad ook betaald krijgt naar het aantal werkelijke bezoekers. Oef..., het schijnt toen een half uur te hebben geduurd voordat hij de Japanners heeft kunnen overtuigen dat dat maar een geintje was.