VHV Online
Jaargang 1, nummer 4, juli 1997


Jules van Hessen: "Ik voel me heel betrokken bij het Philips Symfonie Orkest"

“Ik ben een absolute koffiefanaat. Ik kan er de hele avond over praten, dus laten we er maar niet over beginnen, dan gaat het interview alleen nog maar over koffie. De koffie bij het PSO is trouwens vreselijk”. Dirigent Jules van Hessen is in de weer met één van zijn twee professionele espresso apparaten. De koffie wordt gezet voor een afvaardiging van de VHV redactie. Jules is tien jaar bij het PSO, hij kreeg in april de oorkonde van verdienste, en dus was het de hoogste tijd hem te interviewen. Op 5 juni j.l. ondervroegen we Jules over zijn dromen, over trots, over artistiek beleid en over leukigheid.

“Naast vaste dirigent van het PSO ben ik vaste dirigent van het Nederlands Theater Orkest. Alleen dat orkest zelf is niet vast, het is een kaartenbakorkest van mensen die nog studeren of net klaar zijn. Daarmee spelen we veel voor bedrijven, als een directeur afscheid neemt of bij een ander leuk feestje. Sporadisch doen we ook eigen producties. We hebben trouwens wel eens met Ivo opgetreden, met het derde pianoconcert van Beethoven. Voor een reform-achtig geneesmiddelen fabrikant. Daarnaast doe ik de meeste losse dingen in Denemarken. Dat is een uitvloeisel van een prijs die ik daar heb gewonnen op een concours. Dat is alweer een paar jaar geleden, maar toch vloeien daar nog regelmatig uitnodigingen uit voort. In Scandinavië heb ik ook een agent, in Nederland niet (meer). Ik ben net terug uit Esbjerg, waar we twee weken hebben gewerkt aan de opname van een CD met onspeelbare moderne muziek. In Nederland doe ik verder wat dingen bij diverse provincie-orkesten en losse projectjes zoals de Scratch dagen in Leiden.”

“Wat ik ook doe, en dat begin ik steeds leuker te vinden, is lezingen geven voor het bedrijfsleven. Ik vertel wat voor problematiek een dirigent heeft, zoals professionals motiveren, logistieke problemen, organisatie problemen, enzovoort. Eigenlijk is het een beetje in hetzelfde kader als lezingen door voetbaltrainers. Maar die bedrijven hebben zo langzaam aan die voetbaltrainers wel gezien, en willen weer eens ander jargon horen. Ik heb één standaard verhaal, maar dat pas ik aan voor de omstandigheden van het bedrijf. Als het bedrijf bezig is met een cultuuromslag, vertel ik meer over orkestcultuur. Ik heb ook videofragmenten van dirigenten op repetities, en die analyseer ik dan met ze. ‘Wat doen ze verkeerd, wat vind je van z’n stijl?’ Enzovoort. Dat vinden ze prachtig.

Dat verhaal zou je best ook voor het PSO kunnen houden. Want ik vertel ook elementaire dingen over muziek en dirigeren. Ik denk dat ook veel PSO’ers zullen zeggen: ‘Oja, nu je dat zo zegt, daar was ik zelf niet op gekomen’. Op een orkestrepetitie gebeuren heel veel dingen ook onbewust. Ik denk dat weinig mensen echt een repetitie analyseren. Nadenken over waarom bepaalde dingen goed of minder goed zijn gegaan. Ik ben zelf op de terugreis in de auto altijd bezig te analyseren wat ik gedaan heb. Of soms ga ik na de repetitie in de sauna zitten.”

Feedback “Zelfanalyse is ook de enige manier om verder te komen. Ik heb geen directieles meer en heb geen coach. Ik zou ook niet weten wie dat zou moeten zijn, en wat voor persoonlijkheid dat zou moeten zijn. Het moet iemand zijn waar je hiërarchisch wat onder staat. Maar zo’n persoon zal ook z’n eigen visie hebben, en ik ben weer heel eigenwijs. Niet dat ik me niets aantrek van kritiek. Wie er ook wat zegt, ik denk altijd serieus na over kritiek. Al komt het van de grootste randdebiel. Vroeger niet, dan fietste ik er overheen. Zeker als ik de mensen die kritiek uitten niet zo hoog achtte. Maar nu ben ik wel volwassener geworden ten aanzien van kritiek.”

Liever een beroeps- of een amateurorkest ? “Als ik geen ervaring met beroepsorkesten zou hebben, zou ik minder goed functioneren bij het PSO. Dan was er geen groei in mijn (muzikale) ontwikkeling. Maar andersom, ik heb nu niet de status dat als ik bij een beroepsorkest kom, iedereen op het puntje van z’n stoel gaat zitten presteren. Ik ben nog geen ‘Carlos Kleiber’ waar iedereen halsreikend op zit te wachten. Dus in het stadium waarin ik nu zit heb ik het PSO nodig om te kunnen doen wat ik wil. Ik kan hier wat zeggen. Soms ben ik wel wat grof, of heb ik m’n dag niet. Maar bij een beroepsorkest moet je als jonge dirigent spitsroeden lopen. Daar passen de woorden ‘krijtvals’ of ‘randmongool’ niet. Je moet ook niet zeggen dat iemand te hoog speelt, maar dat hij ‘positief intoneert’.

Toekomstbeeld “Ik vind dat ik in mijn carrière allemaal hele leuke dingen doe. Maar in bepaalde milieus word ik wel wat onderschat. Sommige instanties zouden mijn talent wat beter kunnen uitbuiten. Om het diplomatiek te zeggen. Ik ben vooral tevreden over dat ik nog steeds leer. Als ik kan blijven leren en beter blijf worden, ben ik al tevreden. Veranderingen zijn namelijk vaak interessanter dan dingen die zo zijn. Bij het PSO is een periode geweest waarin ik dingen wilde veranderen, maar wat niet lukte. Toen heb ik bijna weg willen gaan. Nu is er een fase waarin er verandert, en dan is het leuk.

Analogie: het is leuker dirigent van een provincieorkest van Birmingham te worden en daar een wereldorkest van te maken, dan op je 25e tot chefdirigent van het Concertgebouworkest benoemd te worden. Daar is dan nauwelijks een veranderingsproces meer mogelijk. Ik ben heel ambitieus, maar zal me niet laten frustreren als niet alles eruit komt wat ik voor ogen heb. Er zijn altijd dingen die je najaagt die niet lukken. We kunnen niet allemaal voor de Wiener Philharmoniker staan. ”

“Binnenkort ga ik in Denemarken Bruckner dirigeren. Ik heb altijd gezegd dat ik voor mijn veertigste geen Bruckner zou doen, maar vooruit. Mijn persoonlijkheid past beter bij Mahler. Ik verheug me ook op de 3e Mahler met het PSO. En ik fantaseer ook veel over opera. Maar meer dan van bepaalde stukken, droom ik ervan bepaalde orkesten te mogen dirigeren. Het orkest van St.Petersburg, daar zou ik graag eens voor staan. Of de Berliner. Voor de klank. Dat je met je hand beweegt en dat er gelijk iets gebeurt. Stel dat ik 70 ben, en heel erg rijk en ik heb nog nooit de Wiener gedirigeerd. Dan ben ik in staat om ze voor veel geld een ochtend in te huren. Om met ze te mogen repeteren. Gewoon om eens met zo’n apparaat te werken. Ik ben niet zo glorie-gevoelig als ik eruit zie. Ik droom nooit van jubelende massa’s, ik ben toch meer op muziek gericht.”

Repertoire “Het orkest legt zich vooral toe op het romantische repertoire. De derde Mahler is geen idee van mij, het bestuur wilde dat graag doen. Qua repertoire zitten we in de grote werken. Beethoven kan, eventueel Mendelssohn of Schumann, maar Mozart en Haydn vallen af. Maar eerlijk gezegd functioneert het PSO beter als er meer mensen op het podium zitten. Bovendien blijft de attractie belangrijk: de repetitietijd van drie maanden moet leuk gevuld worden. De Dvorak symfonieën 7, 8, 9 zijn interessant, maar met de eerdere vul je geen drie maanden. En voor de blazers moet er ook wat te doen zijn. Daarnaast liggen de ambities van het orkest hoog. Sommige mensen vinden Brahms eigenlijk te makkelijk. Dat merk je dan aan de instelling van die mensen. Wel heb ik tegen de programma commissie gezegd dat we toch eens wat aan Frans repertoire zouden moeten gaan doen. Dat heb ik bewust wat verwaarloosd omdat ik dacht dat het orkest daar nog niet aan toe was. En ook omdat Russische scheurstukken het orkest wat beter liggen.”

Betrokkenheid “Ik voel me heel betrokken bij het PSO. Het is toch een beetje m’n eigen orkest. De relatie is heel vast. Maar ik heb wel afspraken met het bestuur. Als er iets heel belangrijks voor mijn carrière is, dan moet ik er tussenuit kunnen. Ik weeg op een goudschaaltje af wat nog verantwoord is. Ik wil even ergens anders kunnen zijn, zonder gelijk een PSO-project in de waagschaal te zetten. Het gaat nu nét goed. Mijn afwezigheid wordt opgevangen met groepsrepetities of repetitors. Maar voor de repetitie van 29 april ben ik apart heen en weer naar Nederland gevlogen, want ik was bang dat me dan de controle wat zou ontglippen. Bij het Nieuwjaarsconcert is die controle me een beetje ontglipt, maar dat kwam door een enorme samenloop van omstandigheden.

Stel ik word een dag voor het concert in Lisse gevraagd om het Limburg Symfonie Orkest te dirigeren, dan vind ik mezelf een enorme klootzak als ik het PSO zou afzeggen. Maar als mij gevraagd zou worden de Wiener Philharmoniker te dirigeren, dan neem ik aan dat daar in het PSO wel voldoende begrip voor te vinden is. Er zijn professionele aanbiedingen die ik niet heb aangenomen omdat ik dan met het PSO in de problemen zou komen. Ik denk niet dat ik een soort Stotijn zal worden, 25 jaar voor het orkest. Maar voorlopig denk ik niet over weg gaan. Ik vind het erg leuk, en ik denk dat de mensen het ook erg leuk vinden.”

InterviewRaoul Bonnet, Roland Heilijgers, FotoAlain Plasschaert


Vorige artikel | Volgende artikel
Rubrieken: VHV Dossiers | Zo Gaat Dat | PSOciety | Mededelingen | Flip
Inhoud VHV Online Juli 1997 | Colofon

© 1997 VHV, Eindhoven.