De Noordoostpolder bestaat 56 jaar. Daarvan kun je je goed voorstellen wat dat inhoudt: 58 jaar geleden was er alleen maar het water van het IJsselmeer, 57 jaar geleden werd er een dijk aangelegd en begonnen de gemalen het water weg te pompen en 56 jaar geleden werden de eerste stukjes land zichtbaar.
Maar 50 jaar Israël, wat moeten we daar nu onder verstaan? Dit land bestaat toch sinds mensenheugenis? Inderdaad, en eigenlijk is er geen enkele overeenkomst tussen het ontstaan van de Noordoostpolder en van Israël. In het kader van ons concert op 29 april in Amsterdam beschrijft dit artikel wat er 50 jaar geleden gebeurde, maar we beginnen in de negentiende eeuw.
De eerste zionisten Vanaf 1880 emigreerden kleine groepen Europese joden naar Palestina. Zij kochten daar grond en stichtten er hun nederzettingen. Het was hard werken in primitieve omstandigheden om deze grond, die eeuwenlang door de Arabieren verwaarloosd was, weer tot ontginning te brengen. De aanwezigheid van de joden was een doorn in het oog van de Palestijnen. Dit had tot gevolg dat er diverse onlusten uitbraken. In 1920 gaf de Volkerenbond aan de Britten het mandaat over Palestina met de uitdrukkelijke opdracht om een ‘joods nationaal tehuis’ te verwezenlijken in Palestina.
Het Britse mandaat Een actief beleid hiervoor heeft het Britse mandaatbestuur echter nooit gevoerd. In de (vaak gewelddadige) onderlinge twisten tussen joden en Arabieren kozen de Britten vaak partij voor de laatsten, bovendien verscherpten zij de regels voor joodse immigratie en joodse grondaankopen. Het plan van een onafhankelijke Britse onderzoekscommissie in 1937 om Palestina te verdelen in een joodse en Arabische staat werd door de Britse regering en de Arabieren verworpen. De Arabieren dreigden hierbij zelfs om de hulp van het nationaal-socialistische Duitsland in te roepen.
De Exodus 1947 De Britten bleven halsstarrig weigeren om de joden tegemoet te komen, zelfs na de holocaust van de Tweede Wereldoorlog. Het trieste dieptepunt hiervan was de entering van het schip Exodus 1947 door de Britse marine net binnen de territoriale wateren van Haifa. De Exodus 1947 was op 9 juli 1947 vanuit Frankrijk op weg naar Palestina met aan boord 4500 overlevenden van de holocaust uit Duitsland, Polen, Hongarije en Frankrijk die in Europa geen bestaans- mogelijkheid meer zagen voor zichzelf. De Britten enterden het schip met zes oorlogsschepen omdat er volgens hen sprake was van ‘illegale immigratie’. De Exodus 1947 werd door de Britse marine teruggesleept naar Hamburg, en de passagiers werden getransporteerd naar Poppendorf en Amstau, twee voormalige concentratiekampen.
De afkeuring door de wereldmedia van dit incident was zo groot dat de VN op 29 november 1947 een resolutie aannam om Palestina op te splitsen in een Arabische en joodse staat. De schermutselingen tussen Arabieren en joden namen toe en het enige wat de Britten hiertegen ondernamen was hun aankondiging om het mandaat op 15 mei 1948 te beëindigen. Het einde van het Britse mandaat kwam dus niet in de vorm van een soevereiniteitsoverdracht, maar was in feite een vrijbrief aan joden en Arabieren om het verder onderling uit te vechten.
David Ben-Goerion In de nacht van 14 op 15 mei 1948 werd in Tel-Aviv de joodse staat Israël uitgeroepen door David Ben-Goerion. Elf minuten later kwam vanuit de Verenigde Staten de erkenning van president Truman. David Ben-Goerion werd hiermee de eerste minister-president van Israël. De volgende ochtend vielen legereenheden van Egypte, Jordanië, Syrië en Irak de jonge staat aan, precies op het moment dat de laatste Britse militair het land Palestina verliet. De gevechten duurden voort tot het voorjaar van 1949 en eindigden in een Arabische nederlaag. Oplettende lezertjes zullen zich afvragen hoe een staat die 1 dag bestaat direct een geoutilleerd leger op de been kan brengen. Er was dan ook geen Israëlisch leger; er waren alleen kleine groeperingen die in de voorafgaande decennia ondervonden hadden hoe ze hun eigen grond moesten verdedigen. I
n het begin van 1949 kwam er door de bemiddeling van de VN een wapenstilstand. Op het moment van het uitroepen van de staat Israël woonden er ca. 600 000 joden in Israël. Dit aantal is gestegen tot 3,8 miljoen vandaag de dag, door immigratie uit alle delen van de wereld.
Theo Olof in
Israël Wat er tussen 1948 en nu allemaal is voorgevallen in Israël,
levert genoeg stof voor vele VHV’s. Ik wil mij echter beperken tot een
bloemlezing uit het boek ‘Daar sta je dan...’ van Theo Olof die
in 1949 een tournee door Israël maakte: “Israël was warm,
stoffig en arm. Maar vooral een meeslepende overtuiging in eigen kracht
en trots op zijn overwinningen. Alles was mogelijk. Niets was gek. En muziek
moest er zijn. Onder alle omstandigheden. Een merkwaardig engagement kreeg
ik in Jeruzalem. De verbindingen waren slecht en het front was dichtbij.
De taxichauffeur die mij er ‘s ochtends naar toe bracht waarschuwde, dat
ik op de verharde weg moest blijven. Ernaast lagen nog mijnen. Mijn eerste
gedachte, toen ik in de pauze van de repetitie de zaal binnenkwam was:
het concert gaat niet door! Een onbeschrijfelijke ruzie tussen alle orkestleden,
die wel 12 nationaliteiten vertegenwoordigden, waaronder een ontzaglijk
aantal oud-concertmeesters, was aan de gang. Na enkele minuten bleek echter,
dat men slechts genoeglijk converseerde...
Zoals gezegd, iedereen kwam luisteren. Men kon taxichauffeurs broederlijk naast ministers zien zitten. Uiterlijk vertoonden zij hoegenaamd geen verschil. Men droeg korte broek en hemd met opgestroopte mouwen. De volgende dag stapte ik in de stadsbus. De chauffeur begon onmiddellijk het vioolconcert van Mendelssohn te fluiten. Hij was ook geweest. Na een middagrecital in Haifa werd ik opgebeld. Of ik dezelfde avond in Ramath Jochanan kon spelen? Dat werd mijn eerste Kibboets.
Verscholen tussen de bomen stonden langwerpige, bungalow-achtige woningen. Elk gezin had een kamer. De kinderen woonden tezamen in een apart gebouw, tevens kleuterschool, de trots van elke Kibboets. Gegeten werd in een gemeenschappelijke eetzaal, vaak tevens concertzaal. Hier echter bezat men een openluchttheater met een uitstekende akoestiek. De tarboetnik (leider en organisator van culturele gebeurtenissen) heette ons welkom. Mijn pianiste probeerde gelaten de piano. Zij had reeds vele tournees langs Kibboetsiem achter zich en wist, wat haar over het algemeen te wachten stond. De laagste vier oktaven weigerden enig geluid te geven. De tarboetnik dook in de piano en viste er een aantal beduimelde boeken uit. Nu ging het beter.
Om negen uur zou het concert beginnen. Uit de duisternis doken de bewoners van de Kibboets op. Wij begonnen met een Mozart Sonate. Na enkele minuten waren wij omgeven door miljoenen insecten, te land en in de lucht. Voor de nieuweling waren er de meest onwaarschijnlijke, huiveringwekkende gedrochten bij. Na elk deel plukte de pianiste bedachtzaam alle insecten weg, die tussen de toetsen waren gekropen. Echter de sterrenhemel was grandioos. Om in deze omgeving de Chaconne van Bach te mogen spelen was een belevenis op zich zelf.”
Door:
Joris Geurts
© 1998 VHV, Eindhoven.