| Jaargang 8, Nummer 5 |
In de afgelopen periode heeft Arthur Arnold vier keer bij ons op de bok gestaan. Daardoor hebben alle orkestleden zijn muzikale kwaliteiten leren kennen. Maar gedurende deze tijd zijn er te weinig borrels geweest om de mens achter de dirigent te leren kennen. De VHV ging tijdens de repetitiepauze op zoek.
Een kort cv: Arthur heeft cello en orkestdirectie gestudeerd in Maastricht, Amsterdam en Londen. Hij dirigeert diverse orkesten, o.a. het Gelders Orkest, het Moskow Symphony Orchestra en het Seoul National Symphony Orchestra.
Wat waren je gedachten toen je de eerste dinsdag naar de repetitie reed?
“Het PSO kende ik alleen van naam: ik was nooit naar een concert geweest, maar had wel gehoord dat het een goed orkest zou zijn.
Tijdens de rit naar Eindhoven was ik met mijn gedachten nog niet bij het PSO. Ik was druk bezig met een orkest in Canada (het Symphony Orchestra Academy of the Pacific, red.): het was daar echt een gekkenhuis.
Ik kwam vrij relaxed aan in Eindhoven en ging gewoon kijken wat ik zou tegenkomen.”
En wat trof je tijdens de repetitie aan?
“We begonnen met het derde deel Brahms, en ik schrok me wezenloos. Het deed me denken aan een desperaat kind dat de puinhopen in zijn slaapkamer moet opruimen: ‘waar moet ik beginnen?’
Ik dacht: laten we maar keihard werken, dan hebben we het meeste profijt van deze repetitie.
De belangrijkste punten om aan te werken waren het samenspel en de balans. Bij beroepsorkesten ben ik ook altijd met balans bezig. Wat dat betreft verschillen de werkwijzen bij amateurs en beroeps niet zo veel, alleen de snelheid van werken. Muziek is en blijft muziek”
Hoe is de periode je bevallen?
“Ik vond het erg leuk om te doen: de sfeer was prima, men was bereid om serieus en geconcentreerd te werken. Er is veel progressie gemaakt.
Het PSO heeft een aantal mooie blazers, maar de strijkerscultuur is nog verder te ontwikkelen. Vooral het samenspel, het samen fraseren en ademen in de muziek, behoeft aandacht. Ik ben ervan overtuigd dat het PSO meer in je mars hebben. Geregeld waren er momenten dat er werkelijk mooi werd gespeeld. Die momenten moeten langer worden.”
Heb je ideeën hoe het orkest zich zou kunnen ontwikkelen? Zou je bijvoorbeeld werken kunnen aanduiden die ons kunnen helpen?
“Er zijn zeker stukken waarmee je progressie kunt maken. In het bijzonder: de stukken met veel klank zoals Rachmaninov-2 of Sibelius-2. Zoals ik zojuist al had verteld: de grootste uitdaging ligt hierbij bij de strijkers.
Mozarts A-dur KV201 en de Praagse zijn eveneens zeer geschikt. In mijn optiek kunnen die met alle strijkers gespeeld worden. En de vroege Beethovens: 1 en 2. Eigenlijk kun je alles spelen; het allerbelangrijkst is om stukken te kiezen die je zelf leuk vindt. Daarom zit je in een orkest, om muziek te maken die je mooi vindt, die lekker speelt.”
Dat is een mooi statement om af te ronden; inmiddels heeft de voorzitter al weer in de handen geklapt ten teken dat de pauze afgelopen was. Voor wie Arnolds carrière wil volgen: wij kunnen de sites www.soap-powellriver.ca en www.msofriends.com van harte aanbevelen.