Toelichtingen
Elgar - Celloconcert
PSO Toelichtingen archief
Archief | Gespeelde programma's | Biografieën solisten | Gespeelde werken | Recensies
Mei 2000 (Solist: Pepijn Meeuws)
Edward Elgar (1857-1934) Concert voor cello en orkest in e kleine terts, opus 85
Adagio - Moderato
Lento - Allegro molto
Adagio
Allegro - Moderato - Allegro ma non troppo

De Britse componist Sir Edward Elgar heeft twee voltooide concerten nagelaten; een Vioolconcert (1910) en een Celloconcert (1919). Maar wat een verschil tussen beide! Het Vioolconcert is een toonbeeld van dramatische kracht en enorme energie, terwijl het Celloconcert een veel somberder, introverter en haast tragisch karakter heeft. Op zich is dit niet verwonderlijk want Elgar voelde zich diep geraakt door de tragische gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog. Zijn grote Duitse voorbeelden uit de muziekgeschiedenis waren opeens vijanden geworden. Daarnaast speelde in deze periode een zwakke gezondheid hem parten, werd hij gekweld door het drukke leven in de stad Londen en was zijn financiële situatie verre van rooskleurig. "Ik ben eenzamer dan ooit en ten prooi gevallen aan de omstandigheden… Al het goede en mooie, het zuivere, het reine en het lieflijke zijn ver weg - om nooit meer terug te keren." Zijn vrouw zag in dat er snel een verandering in de gekwelde gemoedstoestand van haar man moest komen en ging op zoek naar een huis dat leek op 'Birchwood', de cottage die het echtpaar rond de eeuwwisseling bewoonde en waar Elgar zijn meest gelukkige periode had gekend. Ze vond 'Brinkwells', een met eiken omringde cottage in Sussex, dat het echtpaar in 1917 betrok. Temidden van de natuur hervond Elgar zijn veerkracht en in korte tijd compneerde hij drie kamermuziekwerken.

Tijdens de oorlog was Elgars 'Land of Hope and Glory', de Pomp and Circumstance-mars nr 1 (1901), ontelbare malen uitgevoerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij na de oorlog het verzoek kreeg Peace Ode, een gedicht van Binyon, toon te zetten om de vrede te bezegelen. Elgar weigerde en verklaarde: "De hele sfeer [van deze tijd] is te complex voor me om er muziek bij te voelen. Ik betreur het beroep [dat het gedicht doet] op de Hemelse Geest; een beroep dat wreed ongehoord is voor het individuele leed en de opoffering - een wreedheid waar ik verbitterd en teleurgesteld aanstoot aan neem". In deze stemming begon hij aan zijn Celloconcert dat hij in de zomer van 1919 voltooide. Aan zijn vrienden Sir Sidney en Lady Colvin, aan wie hij het concert heeft opgedragen, schreef hij: "een echt groot werk en ik geloof goed en levendig". De solist opent het concert met een brede, statige solo met donkere akkoorden dat gevolgd wordt door een wiegende, dalende melodie die doet denken aan het vallen van de bladeren in de herfst; een symbool van de levensfase van de componist. Een korte pizzicatoherinnering aan de introductie en een droefgeestige, aarzelende cadens leiden het kwikzilverachtige tweede deel in. Het korte derde deel, adagio, is haast een persoonlijke klaagzang van de componist waarin hij zijn zwaarmoedige en droefgeestige gedachten weergeeft. De finale opent met een recitatief van de solist waarmee de brug geslagen wordt tussen de voorafgaande delen en het dansante karakter van dit slotdeel. De vooroorlogse Elgar weerklinkt in de zwierige thema's, de heldere klankkleuren en speelse ritmiek. Echter niet voor lang. De solopartij krijgt een steeds gekwelder karakter en brengt uiteindelijk het pathetische thema uit het derde deel in herinnering om te eindigen met de treurige beginmaten van het concert. Nog eenmaal klinkt het dansante thema dat uitmondt in het sombere slotakkoord.



Programma's  Solisten
Recensies  Toelichtingen
door Geertje Kramer
© 2000 VHV Media Groep | Philips Symfonie Orkest, Eindhoven.