Toelichtingen
Fauré - Pelléas et Mélisande
PSO Toelichtingen archief
Archief | Gespeelde programma's | Biografieën solisten | Gespeelde werken | Recensies
Februari 1974 | Mei 1976 | April/Mei 1982 | Januari 1989

Gabriel Fauré (1845-1924)

Pelléas et Mélisande op. 80
1. Prelude
2. La Fileuse
3. Molto Adagio
4. Sicilienne

Fauré is in 1845 te Parmiers geboren. Zijn vader werd in 1849 directeur van een school. De school had een kapel waar een harmonium stond en Fauré was daar vaak te vinden. Toen hij acht jaar was werden zijn ouders aangeraden om hem te laten studeren op de 'Ecole de Musique Classique et Religieuse' die door Niedermeyer was opgericht. Fauré studeerde daar elf jaar. In 1861 stierf Niedermeyer waarna Fauré les kreeg van Saint-Saëns die de pianoklas overnam. Saint-Saëns doceerde ook eigentijdse muziek zoals Schumann, Liszt en Wagner. Vanaf deze tijd begon Fauré te componeren. In 1865 verliet hij de Niedermeyerschool en ging het beroep van organist uitoefenen. Eerst op het platteland en later in Parijs. In deze periode componeerde hij vrij veel. In 1874 werd Fauré tweede organist van de kerk de 'Madeleine' naast Saint-Saëns. Na een mislukt huwelijk met Marianne Viardot ging Fauré door Europa trekken. Hij ontmoette Liszt in Weimar en hoorde Wagner opera's in Keulen. In 1883 trouwde hij met Marie Fremiet. Ze kregen twee zonen. Nu moest Fauré voor regelmatige inkomsten zorgen en speelde daarvoor de dagelijkse missen in de 'Madeleine' en gaf harmonie- en theorielessen. Zijn composities brachten zeer weinig op.

De jaren '90 van de vorige eeuw waren een ommekeer in het leven van Fauré door het verkrijgen van vaste regelmatige inkomsten. Hij ontmoette in Venetië een prinses op wie hij grote indruk maakte. Zij bood hem dan ook een langdurig verblijf aan om te kunnen componeren.

In 1892 volgde hij Guirard op als inspecteur van de conservatoria in de provincies van Frankrijk. In 1896 werd hij eerste organist van de 'Madeleine'. In datzelfde jaar volgde hij Massenet op als compositiedocent aan het conservatorium in Parijs. Tot zijn leerlingen behoorden onder andere Ravel, Aubert, Koechlin en Nadia Boulanger. In 1895 kregen de composities van Fauré enige bekendheid. Vanaf die tijd ging Fauré vaak naar Engeland om daar zijn composities te laten horen op de privé festivals. Zo is in 1898 ook 'Pelléas et Mélisande' in Engeland uitgevoerd.

In de periode van 1892 tot 1900 heeft Fauré het meest gecomponeerd.

In 1905 werd hij directeur van het conservatorium te Parijs. Hij kreeg het hierdoor zo druk dat hij voor componeren geen tijd meer had. In 1920 ging hij met pensioen en richtte zich weer volledig op het schrijven van muziek. Al ging het vanwege zijn leeftijd niet meer allemaal even snel, toch kwamen er nog enkele meesterwerken van zijn hand.

Op 17 mei 1893 vond in het Theatre des Bouffes-Parisiens de première plaats van het symbolische drama 'Pelléas et Mélisande' van Maurice Maeterlinck. Dit toneelstuk maakte diepe indruk op een aantal componisten die dit werk dan ook als inspiratiebron kozen voor composities. Naast onder andere Debussy en Satie koos Fauré dit toneelstuk van Maeterlinck ook als uitgangspunt. Fauré maakte de schetsen voor het werk en liet ze door zijn leerling Charles Koechlin instrumenteren. Op 21 juni 1898 vond de première plaats van 'Pelléas et Mélisande' van Fauré in het Prince of Wales Theatre te Londen.

Al vrij snel na de première koos Koechlin vier delen uit de toneelmuziek 'Pelléas et Mélisande' en verwerkte die tot een orkest-suite. Deze suite van Koechlin nam Fauré als uitgangspunt voor het schrijven van zijn suite Op. 80.

Alhoewel Fauré veel elementen uit de orkest-suite van Koechlin overnam, verwerkte hij het toch naar geheel zijn eigen idee. De vier delen van de suite zette hij in een andere volgorde, hij voegde enkele instrumenten toe zoals een tweede hobo, een tweede fagot en een derde en vierde hoorn, hij koos ook voor meerdere harpen terwijl Koechlin er maar één voorschrijft. Fauré werkte de delen van Koechlins versie zodanig om dat de climaxen beter tot hun recht kwamen.

In 1901 ging de suite Op. 80 in première en werd heel populair. Tegenwoordig behoort deze suite nog steeds tot de werken die regelmatig ten gehore gebracht worden.

1. Prelude. In de toneelmuziek versie is de prelude het begin van de eerste acte. Na de inleiding volgen de lange melodielijnen die dit hele deel doorlopen en een heel aparte sfeer opwekken.

2. La Fileuse. Dit deel is de entr'acte tussen de tweede en de derde acte uit de toneelmuziek. La fileuse betekent de spinster. Dit wordt tot uitdrukking gebracht in de begeleiding door de violen die een spinnende beweging maken en waarbij de hobo de melodie laat horen.

3. Molto Adagio. In de versie van de toneelmuziek heeft dit deel de titel 'La Mort de Mélisande'. Het is het begin van de vijfde acte. De melodie in de fluit met de strijkers pizzicato als begeleiding roept al meteen de tragische sfeer op die dit hele deel uitstraalt.

4. Sicilienne. De sicilienne is het begin van de tweede acte. Als uitgangspunt heeft Fauré de Sicilienne voor cello genomen die hij in 1893 al had geschreven. Het dansende, elegante thema wordt op verrassende wijze door de harp begeleid.



Programma's  Solisten
Recensies  Toelichtingen
door Geertje Kramer
© 2000 VHV Media Groep | Philips Symfonie Orkest, Eindhoven.