|
Dagboek 20 mei: Concert Arezzo
De muzikale feestvreugde en de rode wijn van gisteravond tintelen nog wat na dus ik besluit om maar niet mijn traditionele ochtendloopje te maken. Wellicht dat het middeleeuwse Arezzo nog wat mogelijkheden biedt.Voor de zekerheid neem ik mijn loopspullen mee. Vlak voor vertrek ren ik nog een winkeltje binnen: wil graag nog even een hokje (Naomi heeft moeite met r-klanken aan het begin van een woord) voor mijn jongste dochter kopen en in de etalage had ik een schattig wit rokje met een roze strik gezien. Hopelijk past het...
Redelijk op tijd vertrekken we voor een mooie rit door het Toscaanse landschap. Verbazend op tijd arriveren we op een groot plein vlak bij de muren van Arezzo. Het plein heet het Guido Monacoplein en dit zegt me aanvankelijk niet zoveel, maar wacht eens: was er niet een hele beroemde Guido afkomstig uit Arezzo? Natuurlijk dat moet Guido van Arezzo zijn: de man die het notenschrift introduceerde en uitvinder is van het zg. solmisatiesysteem (do, re, mi). Verder is Arezzo de stad van de grote dichter Petrarca waarnaar het theater waarin we gaan spelen naar genoemd is. Een korte wandeling brengt ons bij dit sfeervolle bonbondoosje, dat opgetrokken is in de zo typische 19e eeuwse Italiaanse theaterstijl. De ovale balkonboog in zo´n vier verdiepingen met louter loges erin, maken van de zaal een soort mini Scala. Het gebouw is niet geheel water- en vogeldicht, want de wat nerveuze theatertechnici weten te melden dat een groot aantal vogels een permanente domicilie in de theatertoren heeft gekozen. Instrumenten worden in de aandoenlijk kleine kleedkamertjes achtergelaten, want de rest van de dag (tot 17.00) mag vrij besteed worden. Arezzo is zeer sfeervol en biedt veel mogelijkheden. Op initiatief van Jenneke kunnen we in de kerk de beroemde freschi van Francesco di Pietra aanschouwen. In twee shifts krijgen we niet alleen informatie verschaft door middel van een cassetterecorder met daarin een meneer met een komisch Engels accent, maar is ook de toelichting van Jenneke en Joost interessant. De praktische analyses van Frans, waarschijnlijk door zijn onvervalste klussersachtergrond maken het bezoek compleet.
Behalve als geboorteplaats van Petrarca en Guido Monaco (wiens geboortehuizen belangrijke attracties zijn) is Arezzo ook bekend geworden als de opnamelocatie van de film La Vita è Bella (met Roberto Benigni). Zo kan je een wandelroute volgen langs de belangrijkste herkenningspunten en daar blijkt ook „ons“ Teatro Petrarca bij te horen. Plotseling zie ik weer het beeld van een klein jongetje dat eenzaam in de straten van een middeleeuws stadje verrast wordt door de plotse aanwezigheid van een Canadese tank.
Er is nog veel tijd over en aangezien er een beperkte douchemogelijkheid in het theater is, besluit ik alsnog mijn loopje te doen. Aangemoedigd door wat rondflanerende orkestleden verlaat ik de oude stad en trek het schilderachtige platteland in. Mijn tocht brengt me o.a. bij het beeldschone Puglia, waar ik onder meer geniet van de prachtige aanblik van het op een heuveltop gelegen Arezzo.
De terugtocht brengt mij op het Grote Plein, alwaar een aantal PSOers al kamermusicerend enkele toeristen tracht te verleiden om vanavond naar het concert te komen. Nu snel weer terug: douchen en repeteren. Inmiddels is de vrachtwagen met Antoon en Gerard aangekomen. Die hadden een ongewenste omweg via Siena achter de rug en hadden het aanzienlijk prettiger gevonden als we daar ook vanavond hadden mogen concerteren.
Het schuin aflopende podium is erg smal, maar gelukkig diep genoeg om iedereen goed te herbergen. De weer uiterst accuraat dirigerende Joost geeft me de kans om in de zaal te luisteren en dat valt niet tegen: het theater heeft een kerkverleden, waardoor de akoestiek niet zo droog is als je van een dergelijk pluchen zaal zou verwachten. Doordat de blazers verder weg zitten en veel geluid wordt geabsorbeerd door de toneeltoren moeten we wel wat aanpassingen aan de speelstijl plegen, maar die komen vrij moeiteloos tot stand. De ontspannen dag heeft ons duidelijk goed gedaan en het is voelbaar dat we na de teleurstellende Tsjaikofsky in Florence er op gebrand zijn om het toernooi (om Carol maar eens te citeren) op een hoogwaardige muzikale wijze af te sluiten. Ook nemen we op de repetitie afscheid van Wiebke, die helaas niet met haar Bob bij het afscheidsdiner in Milaan kan zijn.
Ook voor Steve was dit voorlopig de laatste repetitie, maar daar gaan we later uitgebreid aandacht aan besteden.
Daarna in ganzenpas naar het restaurant, dat visueel de indruk geeft dat daar wel eens een culinair hoogtepunt te verwachten zou kunnen zijn, maar wat uiteindelijk helaas niet het geval blijkt te zijn. De ervaring heeft deze week wel geleerd dat de beste muzikale prestaties komen als we niet al te veel verwend zijn, dus dit komt niet echt slecht uit.Vrijwel het hele orkest is daarna op een van de pleinen te vinden voorzien van uitgebalanceerde capuccini en voluptueuze ijshoorns.
De Verdi-ouverture spelen we inmiddels met een groot gemak en Wiebke is tijdens de liederen in topvorm. Een enkele keer spreekt de stem niet helemaal aan, maar dat is precies op de momenten waarop de tekst hier bijna om lijkt te vragen. Onze begeleiding is zeer geladen en wat mij betreft is het een van de muzikale hoogtepunten van de reis.
Tijdens Tsjaikofsky wordt er uiterst hecht gemusiceerd, in het eerste deel zijn de strijkers opvallend homogeen. Saskia en Hilde werpen elkaar goedkeurende blikken toe en hoewel de zaalbezetting beter had kunnen zijn, speelt men gedreven. Het tweede deel levert ook mooie momenten op: fraaie blazerssoli en met name de eerste cellosolo gaat erg mooi. Pas in het laatste deel doet wat aardappelmoeheid intrede.
Hoewel er nog steeds met veel vuur wordt gespeeld, kan de aandachtige luisteraar horen dat hier de laatste energiereserves worden aangesproken.Toch zet een zinderend Coda een indrukwekkende punt achter het officiele gedeelte van het concert.
Het officieuze gedeelte levert nog wat hilarische momenten op. Nadat Brahms als eerste toegift heeft geklonken maken we ons op om Wiebke nog eenmaal te ondersteunen in de slotaria van Butterfly, maar onze diva is onvindbaar.
Uiteindelijk gaat dan maar de Mars uit 1941 op de lessenaars, maar dat stuk hebben we eerder deze week wel beter gespeeld en dan druk ik me voorzichtig uit...
Na afloop van het concert worden we uitgeleid door talloze driftig vlaggende en rondtoeterende Italianen. Navraag leerde echter dat dit niet ons uitzinnige publiek was maar de tifosi van FC Arezzo die op deze wijze de overwinning op een rivaliserend team luister wilden bijzetten.
De busreis terug biedt dan ruim de mogelijkheid om de reis alvast wat te evalueren:
Een goede start in het fraaie Auditorio van Milaan voor Philips, waar opviel dat Chailly en de zijnen met aanzienlijk minder faciliteiten moeten doen dan wij in het Muziekcentrum, het miraculeuze concert in Lucca, waarvan ik voorspel dat er nog vele malen over het wonder van Lucca gesproken zal worden, de tegenvallende prestaties in de moeilijk bepeelbare San Stefano in Florence, het unieke buitenconcert in Montecatini, waar de van precies de goede intensiteit voorziene en perfect getimede blaf van Saskia in de annalen kan worden bijgeschreven en dan tot slot een gepaste Tsjaikofskyrevanche in een onvervalst 19e eeuws Italiaans theater.
Grote winst vind ik de onwaarschijnlijk positieve en eensgezinde sfeer tijdens de reis.
Als zich tegenslagen voordeden dan werden ze met groot gemak geïncasseerd en overgegaan tot de orde van de dag. Voor een groot deel toe te schrijven aan Carol die door zijn compacte analyses, flitsende oplossingen en natuurlijk zijn weergaloze versprekingen ons met strakke hand langs de nodige hinderlaagjes heeft geloodsd.